zaterdag 14 april 2012

Coöperatief kapitalisme en netwerken

Vorige keer schreef ik al dat ik voorstander ben en hoge verwachtingen heb van het coöperatief kapitalisme. En er zijn tekenen die erop wijzen dat steeds meer Nederlanders de goede kanten van een dergelijk systeem in gaan zien. Ik zal dat in dit bericht aangeven.

Zojuist (14 april 2012) was er een nieuws item dat ging over ZZP'ers en ziekte. Zoals waarschijnlijk bekend, hebben ZZP'ers geen inkomsten als zij ziek worden, tenzij ze zichzelf hier tegen verzekeren. Maar daar worden zeer hoge premies voor berekend. Een aantal ZZP'ers hebben daar wat op bedacht. De basis hiervan is hun Facebook netwerk. Nu had dat net zo goed LinkedIn of Google+ kunnen zijn, het gaat erom dat de basis een sociaal netwerk is en de mensen binnen dat netwerk elkaar een beetje kennen.

En niet alleen kennen ze elkaar, ze vertrouwen elkaar ook. Voor ZZP'ers is dat belangrijk omdat ze met elkaar en voor elkaar op deze wijze ook voor opdrachten zorgen. Eén zo'n groep ZZP'ers heeft bedacht dat als iedereen binnen het netwerk maandelijks een bedrag stort in een gezamenlijk fonds, bij ziekte van één van de bij het netwerk aangesloten ZZP'ers deze vanaf de 4de ziektedag een vergoeding krijgt uit het fonds. Dit is niets anders dan de coöperatieve instellingen van de onderlinge verzekerings maatschappijen zoals die een eeuw geleden op het platteland ontstonden: door sociale netwerken tot stand gekomen, gebaseerd op wederzijds vertrouwen.

Het tweede teken is een nieuwsbericht dat eerder deze week naar voren kwam: omdat banken steeds moeilijker doen met het bieden van startkapitaal, zijn het nu private investeerders die geld steken in startende ondernemingen. Dat is een goed voorbeeld van een blog die ik eerder schreef, over een mogelijke vervanging van banken door, opnieuw, op sociale netwerken gebaseerde investeerders. (Let's call it a G-bank). Hoewel die blog een stuk verder gaat, de basis is een sociaal netwerk tussen investeerders en mensen die geld nodig hebben, en vertrouwen tussen de investeerders en hen aan wie geld ter beschikking wordt gesteld. Ook dat is een vorm van coöperatief kapitalisme. De coöperatie is het sociale netwerk tussen elkaar vertrouwende personen, het kapitalisme is dat investeerders een deel van de winst als beloning krijgen voor de ter beschikking gestelde fondsen. Zonder vooraf bepaalde rentepercentages.
Het lijkt erop dat deze gedachte van de 'G-bank' nu dus ook langzaam vorm aan het krijgen is.

Het is een logische ontwikkeling die voortkomt uit de uitwassen van het huidige kapitalistische systeem en de ongelijkheid die dat veroorzaakt. Dat is een goede ontwikkeling. Kijk voor meer informatie ook eens bij Zeitgeist en New Economic Frontier (NEF). Misschien dat we over een jaar of 20 deze berichten nog eens terug lezen en ons afvragen waarom we eigenlijk zo lang nodig hebben gehad om deze logische verandering van economisch systeem te effectueren.

dinsdag 6 maart 2012

Coöperatief kapitalisme


Op 5 maart 2012 was in Tegenlicht (VPRO) een rapportage over Mondragón, het Baskische wonder. Mondragón is de zetel van een aantal coöperaties, die ieder weer ondergebracht zijn in een overkoepelende coöperatie. De lokale bank, de school, de universiteit, de supermarkt maar ook fabrieken met wereldwijd 85.000 werknemers, allen zijn opgezet volgens het principe van de coöperatie.

In deze vorm van coöperatie zijn werknemers mede-eigenaar van de onderneming. Iedere werknemer koopt zich in, nu voor een bedrag van 15.000 euro, en aan het eind van zijn loopbaan ontvangt de werknemer rente en een winstuitkering over dat ingelegde bedrag, dat dan direct zijn pensioen voorziening is. Omdat vrijwel iedereen voor de coöperatie werkt, kunnen medewerkers, in tijden dat het slecht gaat, zonder problemen van onderneming wisselen. De uitzending liet in het midden hoe omgegaan wordt met medewerkers die uit de coöperatie willen stappen of er pas op late leeftijd deel van gaan uitmaken. Maar wel duidelijk werd dat door deze vorm van onderneming er een grote sociale cohesie is, dat iedereen elkaar kent en dat het dagelijks leven gevormd wordt door de coöperatie. Het is niet voor niets dat tegenstanders van dit model het vergelijken met een lokale vorm van communisme: iedereen is onderdeel van het systeem.

Omdat iedere werknemer mede-eigenaar is, hebben alle werknemers evenveel in te brengen in de bedrijfsvoering, deelt iedereen evenveel mee in de winst maar ook in verlies. De werknemers hebben per eenheid een vertegenwoordiger gekozen, en deze vertegenwoordiger heeft één stem in bijeenkomsten waarin besluiten moeten worden genomen over de bedrijfsvoering. Dat geldt voor het functioneren van de afzonderlijke ondernemingen, hoe de bank het vermogen moet beleggen, hoe de scholen en universiteit moeten functioneren en hoe de openbare orde en veiligheid geregeld moet worden.

Dit wordt het wonder van Baksenland genoemd omdat Mondragón redelijk immuun blijkt te zijn voor de economische recessie die, met name Spanje, treft. De zaken gaan nog steeds goed, hoewel de winsten kleiner worden en er is een 10% lagere werkeloosheid dan in de rest van Spanje. Dat lijkt te komen door de wijze waarop de coöperatie is ingericht: met name de omvang van de overkoepelende coöperatie is de drijfveer achter het succes. Daardoor immers kunnen werknemers als het bij de ene onderneming wat slechter gaat, bij een andere, meer succesvolle onderneming aan de slag. Maar ook alleen al het gegeven dat werknemers mede-eigenaar zijn en zij dus direct de gevolgen van winst of verlies maken voelen, doet hen net dat stapje harder werken dan bij bedrijven waar werknemers slechts loon krijgen maar waarbij ze verder geen binding met de onderneming hebben.

En als het dan niet zo goed gaat, is het veel makkelijker om gezamenlijk een loonsverlaging af te spreken: daar zit geen vakbond tussen, daar speelt geen eigenbelang bij. Iedereen merkt dat immers in dezelfde mate.
Deze vorm van ondernemen druist in tegen de prestatie gerichte beloning van wat wij in ons kapitalistische systeem gewend zijn. Dat is immers gebaseerd op het uitgangspunt van ieder voor zich, en zou moeten leiden tot een optimale inzet wat met geld beloond wordt. Dat schept geen band tussen de werknemers, het leidt tot individualisme en eigenbelang. Dat is één van de redenen van de huidige economische crisis: de graaicultuur die daaruit ontstaan is.

Maar ik ben realist. Een coöperatief systeem zoals in Modragón zal hier niet werken. Maar dat betekent niet dat elementen daaruit niet gebruikt kunnen worden in een moderne samenleving. Het idee dat personeel mede-eigenaar is van de onderneming waar zij werken, en dus bina iedereen voordeel heeft als er winst gemaakt wordt, wordt al hier en daar toegepast. Maar dat voordeel is niet voor iedere medewerker hetzelfde. En dat zou het wel moeten zijn. Dat zorgt voor een zekere solidariteit tussen de medewerkers waardoor het realistischer is om, in slechte tijden, voor te stellen dat iedereen er evenveel op achteruit gaat.

Of personeel daartoe ook geld moet inbrengen, zoals in Mondragón, zal lastiger zijn omdat dit het veranderen van baan tegenwerkt. Maar het is wel een goede manier om, onafhankelijk van banken, kapitaal te verkrijgen voor vernieuwing of uitbreiding. Het zou denkbaar zijn, maar ik verwacht niet dat dit aspect een breed draagvlak zou krijgen.

Belangrijker is de reden om coöperatief te werken: ervoor te zorgen dat winsten niet verdwijnen naar anonieme geldschieters wier enige belang hun vermogen is, en niet het welzijn van personeel, de tevredenheid van klanten of de kwaliteit van de geleverde producten en diensten. Dat is de basis van ons kapitalistische systeem. Een coöperatie zou ervoor moeten zorgen dat winsten, voorzover niet nodig voor de bedrijfsvoering zelf, teruggegeven worden aan de leden van de coöperatie. Dat kunnen de werknemers zijn, zoals in Mondragón, maar het is veel logischer nog om de afnemers van de producten of diensten te belonen. Zij maken immers de winst.

Dat was ook zoals de boeren coöperaties vroeger werkten: de premies werden betaald, en als er geld overbleef kreeg ieder aangesloten lid, een evenredig deel van de premie terug. Daarbij werd de coöperatie gecontroleerd door, door de leden zelf benoemde, vertegenwoordigers. Wat toen voor leden gold (en bij sommige organisaties nog steeds zo is) zou ook voor commerciële bedrijven kunnen gelden: iedereen die een dienst of product tegen betaling afneemt, ‘koopt’ daarmee een stukje van de organisatie waar het product of dienst van afgenomen wordt. Maakt die organisatie winst, kan een deel daarvan teruggegeven worden aan de afnemers. Zij hebben immers iets te veel betaald. En als er te weinig winst wordt gemaakt of verlies worden de producten en diensten uiteraard duurder.

Dit gaat uiteraard niet voor consumptie goederen werken. Maar er zijn zeker gebieden waar het el mogelijk is. Denk aan banken, verzekeringsbedrijven, energie en andere nutsbedrijven, openbaar vervoer bedrijven, gemeentelijke instellingen, woningbouw coöperaties, waterschappen, scholen, zorginstellingen etc, kortom al die instellingen en organisaties die geacht worden tegen de laagst mogelijke kosten een algemeen belang te dienen en de hoogst mogelijke kwaliteit te bieden aan de afnemers. Eigenlijk al die instellingen die vanuit het algemeen belang niet geliberaliseerd zouden moeten worden, maar die ook geen staatsinstelling kunnen zijn omdat die niet effectief en efficiënt gecontroleerd en bestuurd kunnen worden. Een coöperatieve vorm, waarbij de afnemers automatisch lid van de coöperatie worden en het recht hebben om via hun vertegenwoordigers actief deel te nemen aan de bedrijfsvoering, de bedrijfsdoelstellingen en verdeling van winst en verlies, net als de medewerkers van die instellingen. Daarmee wordt in ieder geval de graaicultuur voorkomen, krijgen managers weer beloning naar waardering van hen waar het om gaat (medewerkers en afnemers), en zullen de onderlinge sociale verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen weer toenemen omdat iedereen in gelijke mate beter of slechter wordt van wisselende omstandigheden.

Het zou kunnen werken. Ik denk dat het zal werken. Het verhoogt de betrokkenheid van afnemers en werknemers bij de geleverde producten en diensten. Het zorgt voor een cohesie in de samenleving. En toch is het een vorm van liberalisering. Ik zou het coöperatief liberalisme willen noemen. En laat Nederland daarin voorop lopen, dan hebben we ook eindelijk weer eens die voorbeeld rol voor andere landen die we zo graag willen hebben.

Laten we vooral niet vergeten dat het huidige westerse kapitalistische systeem zijn roots in Nederland heeft, en het nu tijd wordt onze troep op te ruimen.

zondag 11 december 2011

Bezuinigen of niet?

Bezuinigen. Het nieuws is er vol van. Nederland, dat wil zeggen, de overheid van Nederland, moet de komende jaren ongeveer 18 miljard bezuinigen. En dus wordt op alle mogelijke manieren bekeken hoe de overheid kan korten op uitgaven die zij nu doen. Begrijpelijk als je moet bezuinigen, dat doen wij met ons particuliere huishouden en bedrijven immers ook als er minder geld te besteden valt.
Maar voor een overheid ligt dat wat anders. Helaas wordt de politiek gekenmerkt door 'vastdenken', denken in een vastomlijnd stramien met als enige reden 'omdat we het altijd zo gedaan hebben'. Jammer, want door een beetje om te denken, en te kijken naar wat zou kunnen, zou je ook een andere benadering kunnen vinden om het doel te bereiken.

Daarom hier een voorbeeld van omdenken en een manier om 18 miljard te bezuinigen zonder dat dit invloed heeft op de burgers. Ik hoor de lezer al denke: dat kan helemaal niet? Als de overheid minder geld geeft aan uitkeringen, belastingen verhoogd, subsidies schrapt, personeel wegsaneerd, en banken moet redden dan moeten wij het wel in onze portemonnee  merken, dan hebben we minder te besteden en moeten we bescheidener gaan leven.

Ja en nee. Dat is maar hoe je er tegen aan kijkt. Laten we als uitgangspunt eens een werknemer nemen die in loondienst is, en laten we hem eens Jan noemen. Jan krijgt een bruto salaris. Daarvoor moet zijn werkgever nog wel ongeveer 0,8 keer dat bruto salaris aan kosten betalen. Premies voor de overheid. Jan kost dus ongeveer 1,8 zijn bruto salaris. Maar Jan houdt van dat bruto salaris ook niet alles over. Hij betaalt daar belastingen, premies en andere inhoudingen over. Aan de overheid. Uiteindelijk houdt hij een netto bedrag over, iets tussen de 0,7 en 0,5 keer zijn bruto salaris, afhankelijk van zijn inkomen. Dat wordt gebruikt voor dagelijkse boodschappen en wat meer luxere uitgaven, om te wonen (huur of hypotheek), voor gas, elektra en water. Over al deze zaken wordt BTW betaald, of andere vormen van belasting, zodat van deze uitgaven van het netto loon gemiddeld ook weer 0,2 rechtstreeks naar de overheid gaat.

Van wat overblijft gaat ook nog een fors deel naar de overheid in de vorm van lokale belastingen, waterschapsheffingen, accijnzen (op brandstof, sigaretten en drank), en nog wat kleinere vormen van indirecte belastingen. Het is weleens berekend: we werken per jaar 6 maanden om de belastingen te betalen, de andere 6 maanden gaan we pas echt iets verdienen.

Dat heeft als grootste nadeel dat van elke euro die je meer verdient, er steeds minder overbijft, tot 10 cent ongeveer. Maar ook de werkgever van Jan moet steeds 1,80 euro uitgeven voor elke euro die Jan meer verdient. In het ergste geval moet de werkgever dus 1,80 euro betalen om Jan 10 cent extra te laten verdienen. Op die manier wordt arbeid voor werkgevers wel erg duur en dat is dan ook precies de reden waarom bedrijven steeds meer outsourcen naar goedkope arbeidslanden, of menselijk werk vervangen door automaten. Die kosten tenminste niet zo veel. Met als gevolg dat er werkeloosheid ontstaat waarvoor de overheid middels uitkeringen en subsidies moet bijspringen.

Keer het daarom eens op: begin met de lasten voor werkgevers te verlagen naar maximaal 1,05 keer een bruto salaris. Verminder belastingen en premies zodat Jan en andere werknemers minimaal 0,8 keer hun bruto salaris netto overhouden. Wat is dan het gevolg?
Er zal in eerste instantie (veel) minder geld binnenkomen bij de overheid. Maar, omdat Jan nu netto ineens meer overhoud, kan hij meer uitgeven en komt een deel daarvan in de vorm van BTW en accijnzen wel weer terug. Iets later misschien, maar het komt.
Maar omdat de werkgever van Jan nu ineens veel minder kwijt is aan de produktie (scheelt 0,75 keer de som van alle bruto jaarsalarissen van al het personeel) kunnen de produkten goedkoper aangeboden worden op de markt. Hoewel niet al het voordeel (de hele 0,75) verrekend zal worden in de prijs van de produkten omdat een deel ervan als winst wordt genomen, een groot deel, ik schat toch zo'n 0,5 maal het jaarsalaris, zal gebruikt worden voor de concurrentie positie en dus verlaging van de kostprijs.
Dat betekent dat Jan niet alleen meer geld heeft om iets te kopen, maar dat de produkten (voor zover ze in Nederland zijn gemaakt) ook nog goedkoper worden én de winstgevendheid van bedrijven in Nederland verbetert.

En dan is er sprake van een vorm van deflatie: producten en diensten worden goedkoper, mensen hebben net zoveel geld als vroeger (salarisverhogingen zijn niet nodig) en toch meer te besteden. Dat brengt vertrouwen terug in de economie, waardoor de koopbereidheid toeneemt. En dat doet het geld middels BTW weer terugvloeien naar de overheid. Omdat de koopbereidheid toeneemt, de winstgevendheid van bedrijven stijgt, en de arbeidskosten voor bedrijven drastisch zijn afgenomen, worden ook weer meer mensen aangenomen. Er hoeft dus veel minder door de overheid uitgegeven te worden aan uitkeringen, subsidies en dergelijke.

Het BNP van Nederland is dacht is, zo'n 800 miljard euro. 16 miljard is dus zo'n 2%. Als op de manier zoals geschetst, producten en diensten in Nederland 2-3% goedkoper worden, hoeft de overheid 16-24 miljard minder uit te geven. Daarmee is de bezuiniging gelukt, niet door te bezuinigen of lasten te verzwaren maar door het omgekeerde te doen: lasten te verlichten, leven en arbeid goedkoper maken, en daarmee de concurrentiepositie van de BV Nederland sterk te verbeteren.

Veel huidige problemen, ook de hypotheek schuld en hypotheek rente zullen op deze manier uiteindelijk vanzelf oplossen. Immers, in de deflatoire situatie waarin producten en diensten goedkoper worden, hoeft geen rente betaald te worden op schulden en kan de rente naar bijna 0 dalen (zie uitleg). Dat is een goed moment op de hypotheekrente aftrek dan ook af te schaffen: of je nu nul of niets af mag trekken maakt immers ook niet veel verschil.


Uitleg: als je een schuld van 100.000 euro hebt, maar voor 1 euro kan je over een jaar meer kopen dan nu, neemt de waarde feitelijk toe. Nu hebben we een inflatoir systeem: voor 1 euro kan je over een jaar minder kopen dan nu. De euro is dan nog maar 0,9 euro waard (bij 10% inflatie). Om de waarde toch gelijk te houden, moet je rente betalen over je schuld. Die rente moet in ieder geval de waardedaling goedmaken, naast een marge voor de leningverstrekker. Die zou dus tenminste 110.000 euro moeten terugkrijgen.

In de deflatoir systeem zou 1 euro over een jaar de waarde van 1,10 euro hebben (bij 10% deflatie). Ofwel: als ik de kredietverstekker over een jaar de schuld in euro's terugbetaal, krijgt hij een 10% hogere waarde terug, zelfs als ik geen cent rente heb betaald. Dus kan de rente op lenen naar 0% of zelfs negatief als er sprake is van een heel grote deflatie. Daar staat tegenover dat sparen (daarbij krijg je een percentage dat ongeveer de waarde van je spaartegoed zou moeten behouden) ook niets meer oplevert. Als ik 100.000 euro spaar, die  over een jaar 110.000 euro waard is (10% deflatie), dan zou ik de bank eigenlijk moeten bijbetalen. 
En dat is weer goed voor de economie omdat het geld dan 'gaat rollen', en bedrijven tegen 0% rente geld kunnen lenen om te investeren.

Lijkt mij niets mis mee toch?

dinsdag 1 november 2011

Let’s call it a gBank.

I really do sympathize with the Occupy movement. And I agree in their thoughts about the current banking system and that a radical change is needed. The question is how? The movement itself doesn’t propagate any solution so far, so maybe it’s time to start thinking about how a sustainable banking system would look like and how it could be implemented.

To do so, first we’ll need to define what exactly the purpose of a banking system should be. In my opinion there are a couple of things a banking system should provide. First, a banking system should be a safe place where people can put their earned money (savings) and can rely on it that when needed, they can access the money they’ve put on the bank. Second, because in real life there’s a certain amount of inflation (whatever causes it), we would also make sure that the value of our money keeps up with the inflation rate. So, when I get the money back, I would be able to buy more or less the same products as at the time I’ve put the money on the bank. Normally, this is called the interest rate. Most banks have an interest rate which is on the average and long term more or less equivalent with the inflation rate. So in fact I don’t put money on a bank, but I put a certain value on the bank, and the bank assures I’ll get the same value back. Because we don’t control the bank we must have some trust in how the bank operates and our value is guaranteed. And we now all know that we have too much trust in this.

Now, a bank can only guarantee the value of the saved money if it does something with that saved money. Money itself doesn’t rise in value (normally spoken, only when there’s deflation), so the bank has to do something to make it do. This is called investment. Based on the assumption that only a very small percentage of the savers would get their saved value back at some point in time, the other 90% of the saved money can be invested. By the way: banks were allowed to invest 96% of their assets until yesterdag when this percentage was lowered to 91% in Europe. Which is still very high.

Given that investments are needed to guarantee the value of the savings, we actually should and would have some control about how our savings are invested. And this is the missing part in our present system. Depending on the investments done, a bank either makes a huge profit which isn’t used to increase the value of the savings, but used to increase the income of the shareholders and managers of the bank (value of the bank), or makes losses, which is presented to us, poorly savers, by decreasing the value of the savings. And when this happens, and we want our money back, the bank goes bankrupt because it simply doesn’t have the resources or assets to give back the value of the savings. And leave the savers with nothing (unless of course the state has some guarantee system, but in the end, that’s also payed for by the savers through some kind of taxes).

Another side effect of  this, in times of recession, is that banks are less willing to invest because of the possibility of loss on the investments. And in times of recession, it’s highly important that people start up their own business, or existing business expand and therefore need some investment. If not, unemployment will raise and the economic situation will get worse. This is what happens now. Due to the lack of any trust in investments, banks sit on their money, hardly pay any interest (there’s in fact a decrease of the value of the savings) and business doesn’t grow because they don’t get the money to do so.

So what we need is a banking system in which we, the savers, control the  investments done and have the advantages of very profitable investments and on the other hand, take the losses of bad investments. And because we control those investments ourselves, the only to blame for when things go bad, are we ourselves. And that’s a fair system.

Although this sounds easy enough, it’s a little more complicated. We don’t know what good investments are, we don’t have enough money ourselves to really  make investments. We don’t have time to take a deep look into the investments possibilities or to judge them. That’s what we’ve outsourced to the banks. And that’s why banks bought investment and insurance companies. However, there is a solution for this. A solution based on social networks, which we didn’t have when the banking system was invented.

Let’s suppose there are in the near future around 1 billion users of  a certain worldwide social network. Each individual network consists of a family network, a colleague network, a friends network and so on.   And let’s suppose they all have an average value of 1.000 (not dollars, not euro’s, but a value). This means that there’s a value of 1000 billion available. Now I, as one of those users, want to setup some business and I’ll need 250 thousand in value to start it. I’ll make a business plan, explain what I want to do, how I want to do it, and what the business case is. Then I go to my networks (family, friends, colleagues and so on) who too are users of this new banking system, and propose my business plan to them. Each of my social related then decides if, and if yes, how much he of she will ‘borrow’ me to start my business. If my social network is large enough, and if the people in my network are confident with me, I can raise the value needed to set up my business. No bank is involved, no credit organization, no advice committee, just people who know me and are willing to take a change with me. And of course, if someone in my network if convinced that it’s a good business plan, he or she can forward it to his or her social network. And so a web of trust is created based on personal social networks in which each individual can decide in what he invests in.

So far I’ve been speaking about value. Let me explain how I see value. We have money. The value of money is determined by the products you can buy with a certain amount of money. If money decreases (inflation) in value, you can buy less for the same amount of money, if money increases in value (deflation) you can buy more. In a deflation situation, you should keep your money hidden somewhere or put in on a bank and expect an interest rate of 0% or even negative. No banking system is suited for deflating circumstances.

Because governments and financial institutes are generating money (just giving credit means that money is generated that didn’t exist) usual we have an inflating situation. Which means that our money loses value over time. Besides that, money is traded. Different currencies have different values which aren’t fixed, so gambling on the different inflation rates of the different currencies by buying and selling them at the right time, could generate profit. Profit that is not represented by the amount of money available which therefore also leads to inflation. And, of top of all, the exchange rates of all currencies in the world, are not based on real value of each individual currency, but on how interesting a specific currency is for traders. All in all, a bad system.
Then how to determine the actual value of a certain currency? Well, this problem was solved a couple of years ago with the MacDonald Hamburger index. MacDonald has restaurants all over the world, in each country. And the Big Mac is the same everywhere. The ingredients are the same, the way it is composed is the same, the way the restaurant is driven is the same. For each location. But all ingredients for the Big Mac are locally produced. So, the local price of a Big Mac gives a pretty good figure for the actual value of the local currency.

An example:
A Big Mac costs $4.07 in the US and €3.44 in the Euro countries. If calculated with this Big Mac index, one euro is 1.18 dollar (4.07/3.44). But based on the official exchange rates, one euro is 1.39 dollar which means the Euro is overrated. With that rate a BigMac would only cost € 2.92.

So it sounds reasonable to introduce a new unit for value: the B (for BigMac). 1B is the cost of a BigMac, wherever, whenever. Related to the proposed banking system: if I put 1000B on my account, and 10 years after I withdraw my account, I would get 1000B back, enough to buy 1000 BigMac’s at that time. So, we don’t need money for this system. Only at deposits or withdrawals, we need to (re)calculate the value into local currency, for which the price in local currency for a Big Mac at that time is used. Fair, clearly, transparent. Ideal.

As said, investments are needed to maintain the value of the savings. So, it’s to the benefit off all that investments are made. However, there’s no obligation to invest. Just depositing a certain value would be enough for anyone to keep the value for all. Because the value itself doesn;t change, an account of 1000B will always be 1000B, unless you withdraw value from your account.


Inflation only applies to currencies. But when you deposit 1000B some local currency must be converted into 1000B value, based on the Big Mac Index. Which means that you deposit a certain amount of money equivalent to the 1000B value to the system. Based on the assumption that millions of people would deposit an average of 1000B, there would be enough money (not value) which can be used for trading and the profit made on that will be enough to deal with the inflation rate of the different local currencies. And thus can keep the value of the savings. But if a member wants more than just remain the value, he should invest.

The investment system is not based on interest as the whole system is not based on interest. It’s based on value and that’s a constant so there’s no need for interest. This means that someone who wants to invest, and enough people supports its idea to raise the value needed, he will get that value with the obligation to put the value back, without any interest. The people who raised the value, the lenders, are the ones who take the responsibility for the withdrawn value: it’s there value that’s invested and if it’s a bad investment, they loose value. On the other hand, if it’s a good investment their lent value will return with an additional fee from the one who has used the value, the loaner. This fee could be anything, negotiated when the investment request is made and based on the profit to be expected by the loaner when his business is running. Because the relation between lenders and loaner is based on trust, this will work. First in small trust circles with small amounts of value, but later in with bigger circles of trust and high amounts of value.

Of course, it’s is impossible for individuals to ‘trust’ large investment request. If a company needs, let’s say, 10 million B, it’s very unlikely that people in the social network of this company can put up with this value. The individual investment works fine for relatively small amount of value but not for something bigger.
Therefore, besides individuals, also companies should use this banking system. More, it’s necessary that companies too are involved. And as with individuals, companies can trust other companies and act as lender for companies that need value for expansion, new business etc. The same rules apply: no interest but based on a fee when the investment is successful. By the way: this is not the same as shareholders. A shareholder buys a piece of an organization and he can trade this. Trading shares is something that shouldn’t occur in the new system, therefore there are no shares. No value can be created and therefore there is, at least not in the system itself, any form of inflation. There is no interest, no trading, no debt. Only agreements based on trust that a certain value will be given back at some point in time, and a fee given for lending that value.
Sooner or later there will be organizations that only exists by lending value and make their earnings by fees. There is nothing wrong with that. The profit they could make is reasonable and we all have to earn some value to live. In fact, it could even be that individuals are going to trust some of those organizations and give them the right to use a part of the individual value to lend out, where the individual gets a fee from the organization in stead of the loaner.

In principal this whole new system is based on circles of trust. Within a circle people and organizations trust each other and values are exchanged between each other. Greater circles are circles of trust between smaller circles and so on. And who has invented the principle of circles in social networks? Right. Google. That’s why this system is called gBank. The technology exists. The only thing needed to actual start a global banking system like this is trust in the ideas of others and a institute that provide the banking service.
This is the hardest part. This institution should offer this service worldwide, not limited by local governments or other barriers. Because there is no money involved (remember, it’s based on value) there shouldn’t be any monetary restraints, but there could be some political issues.

Further, people must trust this institution and it’s hard to trust something you don’t know. On the other hand, every individual stays in full control of the deposited value, so the trust in this case only concerns that way the institution protect user data, protect the privacy and insures the value remains, no matter what currencies do. In fact, apart from the protection of our privacy, Google is an example of an institution that can do this. It is important that a large amount of value is available to start and attract people and organizations to deposit and to loan for investments. Again, Google has the means to do so.

After ten, fifteen years being operational and maybe with some 1 billion members, this banking system could let to the disappearance of traditional banks, stock exchanges and other financial institutes because everyone decides for themselves which investments are good enough for him, and any profit made from the investments goes back to those who have lent some of their value for it. It’s a full democratic system, and it’s a fair system. By the elimination of interest and share value, trading based on expectations of rising interest rates or shares, the speculation is eliminated thus reducing risks and thus preventing huge profits by traders and financial managers, for which the paycheck is always given to ordinary people.
This system makes it much easier to start a business based on a good idea and therefore adds to economic growth. No expensive loans with high interest rates are needed, no investment company that in the end has only one purpose: to sell your business at the highest price. This means that quality becomes more important, long term vision in stead of short term profit and involvement of those who believe in the ideas and lent some value to others. This would eventually lead to a better world.

Could this be a solution?

maandag 24 oktober 2011

1. Een oorzaak

Wat is nu eigenlijk de oorzaak van de huidige economische situatie? Het is niets iets wat pas sinds 2008 (de bankencrisis) speelt. Het gaat veel verder terug. Ik denk dat het begonnen is eind jaren '60, begin jaren '70 vorige eeuw en, zoals in de inleiding al is aangegeven, de eerste beurscrash in de jaren '80 daarvan al een gevolg van is geweest.
Na de 2de wereldoorlog begon immers een tijd van opbouw en voorspoed, gelijk opgaand met een grote technologische vooruitgang die rechtstreeks het gevolg was van onderzoek naar en productie van geavanceerde  systemen om de oorlog te voeren.
Een dergelijke periode kenmerkt zich door een groot vertrouwen van de burgers in de toekomst (slechter kan het nauwelijks meer worden), en een toenemende financiele draagkracht. Gelijk daarmee is in Nederland het socialisme gegroeid: immers de toenemende welvarendheid moest voor iedereen mogelijk zijn.
De industrie draaide goed, televisies, wasmachines, vaatwassers, auto's, HiFi installaties, maar ook tot dan toe exotisch eten, alles werd in grote getale geproduceerd. Maar hoewel er sprake was van toenemende welvarendheid, deze producten waren lang niet voor iedereen bereikbaar.

Wat ik nu zeg is een aanname, ik heb er geen bewijzen voor, maar het is een logische veronderstelling. Er waren in die jaren twee opkomende belangen: enerzijds de industrie die graag wilde produceren maar daarvoor wel afnemers nodig had, anderzijds de opkomst van de socialistische politiek die erna streefde om gelijkheid te creëren voor iedereen. Door nu vanuit de politiek geld te creëren voor de minder bedeelde klasse, door middel van subsidies en het kopen op krediet bereikbaar te maken, werd een afzetmarkt gegenereerd voor producten die zonder dit beleid eenvoudigweg niet bereikbaar waren voor grote groepen burgers. Wat politiek gezien als 'inkomensgelijkheid' werd aangeduid, was feitelijk niets meer dan het sponsoren door de overheid van producenten. De goede keerzijde daarvan was natuurlijk dat daardoor werkgelegenheid werd gecreëerd en zo een meer natuurlijke inkomensgelijkheid verwezenlijkt werd. De slechte keerzijde was dat hierdoor een hoge inflatie ontstond: krediet, in welke vorm dan ook, zorgt voor inflatie omdat er geld gecreëerd wordt zonder dat er een waardevast iets tegenover staat.

De producenten waren uiteraard tevreden, en banken en andere financiële instellingen begonnen in te zien dat er ook voor hun (veel) geld te verdienen zou zijn met de kredietverstrekking. Omdat de rente op schulden altijd hoger is dan de rente op bezit, kon ook hiermee geld worden verdiend. Daarnaast, omdat de overheid door het gevoerde beleid feitelijk de rekening moest betalen, ontstonden er na enige tijd begrotingstekorten. Tekorten die aangevuld moesten worden door dezelfde financiële instellingen die het lenen zo graag in stand hielden. En zo werden de overheden nauw verstrikt in de webben die de steeds groter worden producenten weven (onder het mom dat het goed was voor de werkgelegenheid en de economische groei) en de financiële instellingen die immers wel geld wilden verdienen met de staatsobligaties.

En sinds de jaren '90 is de westerse wereld te klein geworden voor de producenten (inmiddels hele grote multinationals geworden) en de financiële instellingen: de westerse burger had alles inmiddels wel, zij het dat er nog steeds schulden voor openstonden, en kon niet echt veel meer afnemen. Nieuwe markten moesten gevonden worden en de 'global expansion' werd een feit. En zo werd vrijwel ieder land ter wereld een pion op het speelveld van producenten en financiële instellingen, waarbij het IMF de grootste belangbehartiger is geworden van de banken: zorgen dat ze hoe dan ook winst blijven maken op hun staatsobligaties. En waarbij de G12 en andersoortige instellingen van de grootste producenten ter wereld, de verschillende regeringen toch maar vooral aanzetten tot marktvergroting, nodig om hun omzetten te doen stijgen en voor de regeringen broodnodig om economische groei te verwezenlijken zonder welke het IMF geen garanties op de noodzakelijke staatsobligaties zal geven. En die staatsobligaties zijn weer nodig om de gefabriceerde produkten massaal bereikbaar te laten zijn, wat voorwaardelijk is voor de economische groei. En zo wordt een vicieuze cirkel in stand gehouden, een spiraal die steeds verder oploopt, waarvan niemand weet waar het eindigt en waar geen ontkomen aan is zolang  de politiek. misschien onbewust, slaafs aan de eisen van het IMF en de multinationals tegemoet komt. Omdat ze door hen verteld wordt dat als zij dat niet doen, de economie instort, het land in chaos komt en de kans klein is dat de politici daardoor een volgende keer herkozen zullen worden. Even een reminder: het idee van de euro en een groot-Europa is niet ontstaan in de politiek, maar is ontstaan in de besloten vergadering van Europa's 12 grootste multinationals, bedoeld om hun afzetmogelijkheden te verhogen. 

Ik denk dat we het eind van de spiraal inmiddels bereikt hebben: er is door het systeem zoveel krediet gegeven dat dit onmogelijk nog door iets of iemand terugbetaald kan worden. Zouden we de richtlijnen van het IMF volgen dan lossen we dit niet op, we rekken alleen de spiraal nog een beetje verder zodat straks de problemen nog groter zullen zijn. 

Argentinië heeft begin deze eeuw in eenzelfde situatie gezeten, eigenlijk was het land in 2002 failliet omdat niet meer aan de schulden voldaan kon worden. Hoewel het IMF destijds het land wilde saneren (en dus proberen nog iets terug te krijgen van de inmiddels waardeloos geworden staatsobligaties) is dat door de regering afgewezen,zie dit artikel van nu.nl uit 2002:

Argentinië past het monetair beleid niet aanLaatste update: 30 juni 2002 22:09
WASHINGTON - Argentinië past zijn monetair beleid naar aanleiding van gesprekken met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) niet aan. Dat heeft minister van Economische Zaken R. Lavagna zaterdag gezegd. "Niemand kan zeker weten of de ene politiek beter is dan de ander", zei Lavagna in Washington waar hij de afgelopen dagen onder meer sprak met het IMF.
Lavagna temperde met zijn uitspraken de positieve stemming die na twee dagen onderhandelen met het IMF was ontstaan. IMF-directeur H. Köhler sprak vrijdagavond over productief overleg dat een nieuwe fase kan inluiden in de onderhandelingen tussen het fonds en het vrijwel bankroete Argentinië.
Om in aanmerking te komen voor steun stelde het IMF echter de voorwaarde dat Argentinië een 'monetair anker' zoekt. Het land liet begin dit jaar de koppeling van de peso en de dollar los, waarop de Argentijnse munt ruim tweederde in waarde zakte. Lavagna zei zaterdag echter zijn beleid ongewijzigd te laten.
Forse lijst
Het IMF vraagt naast een monetaire steun voor de zwakke peso hervormingen van de bankensector, herstel van de zelfstandige positie van de centrale bank en de voltooiing van het belastingstelsel. Een forse lijst waarmee het IMF laat merken dat het nog niet zover is dat Argentinië op steun kan rekenen.
Het IMF is wel akkoord gegaan met het uitstel van de betaling van bijna een miljard dollar, aldus Lavagna die dat als een belangrijke winst van de gesprekken met het IMF zag. President Duhalde van Argentinië verklaarde zaterdag echter dat zonder uitstel Argentinië in gebreke had moeten blijven. 


Dit heeft tot gevolg gehad dat de economische groei (en dus de welvaart) sinds 2004 in Argentinië enorm is geweest. Zo hoog dat de inflatie inmiddels tot zo'n 30% is opgelopen (want de groei moet ergens vandaan komen) en dat gaat de komende jaren weer voor problemen zorgen. Duidelijker kan bijna niet worden gemaakt dat het systeem wat ons vanaf onze jongste jaren met de paplepel wordt ingegoten, namelijk dat economische groei de basis is van het westerse economische systeem, fundamenteel fout is. Er moet een ander, 'sustainable' systeem voor in de plaats komen willen we onze kinderen en kleinkinderen tenminste ook nog een goede toekomst bieden. En dat systeem kan en mag niet gebaseerd zijn op kredietverstrekking door de overheid (in welke vorm dan ook: kunstmatig lage rente, subsidies, etc) hoezeer dat ook vanuit een socialistische instelling ingegeven wordt.

zondag 16 oktober 2011

Inleiding


Nu de protesten ook in Nederland voet aan de grond gaan krijgen, neemt ook de tegenstand toe. De meest gehoorde argumenten zijn: wat wil de Occupy beweging nu eigenlijk bereiken? Waar wordt nu eigenlijk voor of tegen gedemonstreerd? Het is makkelijk om ergens tegen te zijn, maar kom dan ook met oplossingen! Nederland is Amerika niet, we hebben het hier veel beter.

En daar zit natuurlijk een kern van waarheid in. Ergens tegen zijn zonder aan te geven hoe het dan wel zou moeten is vrij zinloos. Dat zie je iedere keer weer als er een partij als LPF of PVV opstaat: mensen die tegen de gevestigde politieke partijen zijn stemmen op dit soort partijen als protest, zonder dat er ook maar iets verandert omdat dit soort partijen geen oplossingen biedt. Het is makkelijk om ergens tegen te zijn.
En Nederland is inderdaad Amerika niet. Daar is geen sociaal stelsel zoals hier. Daar zorgt de staat niet voor uitvallers, daar betalen de meest verdienenden nauwelijks belasting en daar wordt de regering betaald en in stand gehouden door het groot-kapitaal. Dat is hier echt beter geregeld.

Toch, ook hier, en dat geldt voor Europa in zijn geheel, is ontegenzeggelijk een invloed van het groot-kapitaal op het regeringsbeleid. Veel beter verborgen dan in Amerika, maar net als in Amerika geldt ook voor de Europese landen dat economische groei het primaire doel van iedere regering is. En om dat te bewerkstelligen zijn maatregelen nodig die gunstig zijn voor het groot kapitaal. Burgers immers dragen nauwelijks bij aan economische groei, bedrijven daarentegen, vooral als het grote multinationals zijn of grote financiële instellingen, veel. Daardoor worden politieke besluiten altijd zo genomen dat bedrijven erdoor meer winst kunnen maken. Daarbij wordt erop gerekend dat deze winst zich vertaalt in werkgelegenheid en stijging van inkomens waardoor het vertrouwen van de burger toeneemt, en deze het (meer) verdiende geld gaat uitgeven. En dan is het doel van economische groei bereikt. Dit geldt zowel voor Amerika als voor Europese landen en eigenlijk voor alle landen op de wereld, want economische groei is in het gedachtengoed van traditionele economen, voorwaarde voor een stijgende welvaart.

Het probleem is dat dit al enige decennia niet meer op gaat. Eigenlijk al sinds de aandelen markt begin jaren 80 vorige eeuw bezit is geworden van investeringsbedrijven. Deze bedrijven hebben maar één doel: een zo hoog mogelijk rendement uit hun investering halen zodat de aandeelhouders en bestuurders van deze bedrijven zo veel mogelijk geld verdienen. En dat vervolgens weer gaan beleggen in andere hoog renderende fondsen. Dit had echter wel een paar consequenties.

Aandelen begonnen veel harder te stijgen dan de werkelijke waarde van de bedrijven waar de aandelen van waren. Immers: niet lager de werkelijke waarde was van belang voor de hoogte van de aandelen, maar de mate waarin winst gemaakt kon worden op de aandelen.

Winsten die bedrijven maakten werden niet langer in het bedrijf gestopt, maar ging naar de aandeelhouders. Daardoor ontbrak het aan middelen voor bedrijven om te investeren in zaken die de werkgelegenheid zouden verbeteren, de arbeidsomstandigheden voor medewerkers zou verbeteren of op een andere manier een positieve bijdrage zouden leveren aan de welvaart. En mocht een bedrijf dat toch echt willen doen, dan stelden de aandeelhouders geld beschikbaar tegen hoge rentes, te betalen aan de aandeelhouders zodat bij tegenvallende resultaten het bedrijf weliswaar failliet kon gaan, maar de aandeelhouders in ieder geval hun geïnvesteerde geld niet kwijt zouden raken. Dubbele winst dus.

Toen banken doorkregen op welke wijze investeringsmaatschappijen op deze wijze goed geld verdienden, begonnen banken eenzelfde strategie te voeren. Niet met producten of diensten, maar met geld wat immers bij hen ruim voorhanden was. Geld werd daardoor een economisch goed, dat verhandeld kon worden, waarin geinvesteerd kon worden, en waar de banken en hun aandeelhouders zeer veel geld mee konden verdienen.


Maar dit verdiende geld had zijn waarde verloren en stond in geen enkele verhouding meer tot de werkelijke waarde van de bedrijven die in eerste instantie vertegenwoordigd waren door het geld. Een enorme luchtbel werd gecreëerd waar sommigen puissant rijk van werden, maar de meesten toch alleen maar de lasten voor gepresenteerd kregen. Omdat die luchtbel gecreëerd werd met geleend geld zal iemand straks de rekening moeten betalen: aflossing en rentevergoeding. Gebeurt dat niet, dan gaan de meeste banken failliet. En dus moet de gewone man, de 99% van de Global Change beweging, ongeacht waar ze leven en werken, deze lasten gaan dragen. Hetzij direct, hetzij indirect via belastingen of enorme kostenstijgingen (inflatie). Doen zij dat niet gaan de meeste financiële instellingen failliet, evenals de investeringsmaatschappijen. Uiteraard nadat de bestuurders en medewerkers hun bonussen hebben gekregen. Helaas betaalt ook dan de gewone man uiteindelijk de rekening: spaartegoeden zijn gegarandeerd door staten en die kunnen dat allen bekostigen door belastingverhogingen. Of besparingen, maar die gaan weer ten koste van de werkgelegenheid. Bovendien, als de financiële instellingen failliet zijn, kan niemand meer geld lenen (in het huidige systeem) om te investeren, om een huis te kopen, noem maar op. Het vertrouwen in de economie is dan volledig weg en een periode van chaos, anarchie en ontregeling zal het gevolg zijn. Dat is dus ook geen optie. Maar de 99% ervoor laten opdraaien die hier niet aan meegedaan hebben is ook geen optie. Er moet dus een oplossing gevonden worden waarbij deze oude kapitalistische structuur langzaam afgebouwd wordt en vervangen wordt door een duurzamere versie.

Deze blog nodigt mensen uit om met ideeën te komen over de wijze waarop het huidige systeem afgebouwd kan worden en over hoe een duurzaam economisch systeem eruit kan zien. Daar zijn al ideeën over, zie bijvoorbeeld zeitgeist.nl (@ZeitgeistNL) en neweconomics.org (@theneweconomics). Ikzelf heb daar ook al veel ideeën over, die zijn gebaseerd op het principe van coöperatie of coöperatieve verenigingen. Maar het mooiste zou zijn als er mede auteurs bereid zijn om hoofdstukken aan deze blog toe te voegen, waarin op alle zaken dieper ingegaan wordt en daarmee een goed discussiestuk wordt.